Het is vandaag de dag na Hemelvaartsdag. Zo’n dag waarop de meeste mensen vrij zijn en er een leuk dagje of lang weekend voor plannen. Ik zit echter in de trein van Leeuwarden naar Groningen. En ik ben omringd door grijze haren en aardbei lucht…
Al voordat ik de trein instapte, merkte ik een oude man op. Hij zat rustig op een bankje en een beetje half mompelend te zingen. Om zijn linkerbeen zat huishoudfolie. Daaronder een vers geperste tattoo. In een ogenblik dacht ik een soort tribal iets te zien. Mijn ogen waren inmiddels alweer afgeleid met mijn mobiel en de Arriva incheck paal, die naderde. Ik stap vervolgens de trein in en ga rustig zitten op een tweezit. De man komt even later binnen. Hij gaat (uiteraard) voor mij zitten. Het is niet de eerste keer dat ‘aparte’ mensen dicht bij me willen zitten. Misschien zie ik er zelf ook gek uit en denken ze dat we als een groep schapen bij elkaar moeten zitten. Hoe dan ook, niet lang nadat hij zit verschijnt er opeens rook boven zijn hoofd. Witte rook. Heel even dacht ik dat hij een sigaret had opgestoken in de trein. Maar dan komt er een vlaag aardbei lucht en besef ik dat hij een supersmoker bij zich heeft. Nu heb ik daar zelf niet echt problemen mee, maar andere mensen blijkbaar wel. Elk ander persoon die langs loopt kijkt vervolgens bedenkelijk naar de man. Elk ander persoon is trouwens ook best oud. Met oud bedoel ik dat ze grijs zijn. Leeftijd schatten kan ik niet zo goed.
Over leeftijd schatten gesproken! Het verbaasd me nog steeds dat ik gecontroleerd wordt bij een supermarkt. Ik ben inmiddels 25 en ga mijn laatste maand in als een 25 jarige. Maar nog steeds vraagt men mijn id-kaart. Zo kocht ik laatst nep Radler bij de Aldi. Daar zit welgeteld 2 procent alcohol in. Ik kan ook precies zien wanneer de cassiere twijfelt. Ze rolt met haar ogen op en neer. Vervolgens doet ze net alsof ze dat niet deed. Daarna kijkt ze weg om vervolgens twijfelachtig aan mij te vragen of ze mijn id mag zien. Ik reageer meestal met: ‘Ja, hoor!’. Met de gedachte: Kijk jij maar even goed naar mijn id-kaart. Als ze dan mijn geboortejaar 1988 ziet in plaats van 1997 wendt ze snel haar ogen naar de kassa. Heel soms krijg ik een reactie ‘Oh sorry, je ziet er jong uit’. Ik antwoord dan met ‘I know’. Maar meestal voel ik de schaamte dwars door de kassa. ‘Zie het als een compliment’, die krijg ik ook vaak te horen. Na 5 jaar vind ik het niet echt een compliment meer. Stiekem vind ik het wel leuk, maar niet gecontroleerd worden vind ik ook leuk.
Opeens hoor ik een old-skool ringtone. Het is uiteraard van de tattoo meneer. ‘A goeie! Ik ben nog niet thuus, maar straks wel’. De logica is niet ver te zoeken bij de beste man. ‘Ja ik dacht ik zeg het maar even’. Het is eigenlijk best schattig dat sommige mensen nog zo met elkaar communiceren. Tegenwoordig is een simpel berichtje al genoeg. Een simpele ‘Joow, ik ben er om 20.10u’ is al meer dan genoeg. En als ze dan ook nog reageren met ‘OK’ is dat helemaal het toppunt van minimalistisch communiceren.
Communiceren is een belangrijk begrip geworden tegenwoordig. We kunnen zo snel communiceren dat het bijna voor de hand ligt dat je continu weet waar iedereen is. En als je dan even niks hoort van iemand is er gelijk paniek. ‘Ja maar het bericht komt ook helemaal niet aan’. Nou dat was vroeger ook altijd maar de vraag hoor. Het is veels te luxe om te zien wanneer iemand het bericht heeft gelezen. Niet alleen kan je er dan iemand mee confronteren: ‘Je hebt het gelezen maar je antwoord gewoon niet?!’. Je kan ze daarmee ook in de gaten houden… Maar willen we dat eigenlijk wel? Als je met iemand face to face praat verwacht je gelijk een antwoord. Dit verwacht men tegenwoordig ook over sms en whatsapp, maar dat is toch te gek voor woorden? Vroeger toen er nog postduiven waren, toen kreeg je toch ook niet gelijk antwoord op je vraag? Vorige week deed ik een oefening op school waarbij er een persoon moest vertellen en de andere alleen mocht luisteren. Dit duurde 5 minuten. En met luisteren bedoelde ze ook letterlijk luisteren. Je mocht niet knikken of schudden en al helemaal niet praten. Het was verdomde moelijk om niet reageren. We zijn gewend om direct te reageren. Maar luisteren we dan nog wel naar het verhaal? Is onze eigen mening dan zo belangrijk?
‘Het volgende station is: Buitenpost’. De man staat op en doet zijn jas aan. Ik zie nu pas dat hij helemaal geen schoen aan heeft. Terwijl hij wegloopt hoor je het huishoudfolie kraken. Een beetje krampachtig loopt hij weg. Hij pakt zijn mobiel zodra hij op het station staat. Hij is bijna thuus, schat ik.